Onrust in Ruanda-Urundi
De tussenin-positie van de metiskinderen
Vanaf het moment van haar aanstelling als directrice van de instelling in 1954 was zuster Lutgardis ervan overtuigd dat metissen geen toekomst hadden in Ruanda-Urundi. Ze vond dat de kinderen geen plaats hadden in de koloniale samenleving. Inderdaad was het zo dat de kinderen omwille van hun gemengde afkomst tussen de verschillende categorieën invielen waarop de koloniale samenleving was gebaseerd: ze waren blank, noch zwart, kolonisator noch gekoloniseerde. Hoewel de meeste kinderen vol liefde werden ontvangen in de familie van hun vader of moeder, waren er ook kinderen die niet werden aanvaard door hun omgeving. Vele vaders verstoten hun metiskinderen en ook sommige moeders wisten niet wat met hun kind aan te vangen.
Wanneer halverwege de jaren 1950 geruchten over een mogelijke onafhankelijkheid van de regio de ronde doen, begint Zuster Lutgardis te vrezen voor het lot van de kinderen onder haar hoede. Wat zal er van hen komen als de Belgen de regio verlaten en niet langer instaan voor de financiëring van het instituut van Save? In 1957 profiteert ze van een bezoek van de Mwami, de hoogste gezagdrager of koning van Rwanda aan de missie van Save om hem te vragen wat hij van plan is te doen voor deze kinderen na de onafhankelijkheid van het land. Uit dit gesprek leidde zuster Lutgardis af dat de Rwandese autoriteiten niet van plan waren de speciale behandeling van de metissen na de onafhankelijkheid verder te zetten. Het bevestigde haar vermoeden dat de kinderen aan hun lot zouden worden overgelaten op het moment van de onafhankelijkheid en motiveerde haar om actief te proberen de kinderen over te brengen naar België.
Pater Delooz
In de zomer van 1958 ontving het instituut bezoek van de Vlaamse Pater Eugène Delooz. Delooz was in Afrika in opdracht van de organisatie van Christelijke Middenstand en Burgervrouwen (CMBV). Deze organisatie had het 'Ruandafonds' opgericht waarmee het de ontwikkeling van de middenstand in Afrika wou bespoedigen. Eerder toevallig kwam pater Delooz in Save terecht waar zuster Lutgardis hem wees op het naar haar mening schrijnende lot van de metiskinderen.
Lutgardis legde Delooz uit dat de kinderen verlaten waren door hun vaders en moeders en compleet aan hun lot overgelaten zouden worden, ware het niet voor het instituut van Save. Ze overtuigde Delooz om haar te helpen bij de organisatie van een evacuatie van de kinderen naar België. Hun activiteiten kwamen in een stroomversnelling terecht ten gevolge van de politieke situatie in het land.
De sociale revolutie
Het einde van de Tweede Wereldoorlog luidde een wereldwijde dekolonisatiegolf in. Steeds meer volkeren verzetten zich tegen de Europese overheersing en streden voor onafhankelijkheid. Dit gebeurde ook in de Belgische koloniale gebieden aan het einde van de jaren 1950. Uiteindelijk werd Belgisch Congo onafhankelijk in 1960, Ruanda-Urundi in 1962.
De strijd voor onafhankelijkheid in Ruanda-Urundi werd voorafgegaan door de zogenaamde ‘sociale revolutie’. Traditioneel werd de regio bevolkt door verschillende ‘etnische’ groepen: Tutsi, Hutu en Twa. Wanneer de Belgen voet aan land zetten in Ruanda-Urundi gebruikten ze de bestaande hiërarchie om hun gezag uit te oefenen. Op die manier versterkten ze gaandeweg het traditionele gezag van de Tutsi.
In 1959 kwamen de Hutu in opstand tegen deze jarenlange onderdrukking en ongelijkheid. Zij eisten inspraak in het bestuur van het land wat aanleiding gaf tot een reeks opstanden en gevechten. In de hoop de gemoederen te bedaren en hun gezag in de regio te vrijwaren verlegden de koloniale autoriteiten het geweer van schouder en kozen de kant van de Hutu in de sociale revolutie. Tutsi vluchtten het land uit en de eerste Hutu-partijen grepen de macht.
De onrust die deze omkeer van de macht met zich meebracht zorgde ervoor dat zuster Lutgardis vreesde voor het leven van de kinderen onder haar hoede. De sociale revolutie was een etnische, anti-koloniale strijd en Lutgardis meende dat de positie van kinderen van gemengde afkomst in deze ontvlambare context onzeker en onveilig was. Hoewel de kinderen niet werden gezien als Hutu of Tutsi maar eerder als een aparte 'categorie' was Lutgardis er niet gerust in dat de revolutionairen hen ongemoeid zouden laten.
Goedkeuring en samenwerking met de Belgische koloniale autoriteiten
De gebeurtenissen sterkten Lutgardis in haar overtuiging dat de kinderen niet veilig waren in Afrika. Ze nam contact op met de Belgische koloniale autoriteiten. De revolutie en de nakende onafhankelijkheid verleenden een zekere urgentie aan het evacuatieplan van de kinderen en vrij snel vond Lutgardis gehoor bij de autoriteiten die instemden de evacuatie financieel te ondersteunen omwille van het 'humanitaire' karakter ervan.