top of page

Homes, instellingen en pleeggezinnen

 

Eens in België werden de kinderen verspreid over het hele land. Sommigen werden direct ondergebracht in pleegfamilies terwijl anderen in internaten, homes en tehuizen werden geplaatst. Hieronder volgt een kort overzicht van de voornaamste instellingen, homes en tehuizen die kinderen van Save opvingen. Staat uw tehuis niet op de lijst? Neem contact met ons op via het Contact luik van deze website zodat we het overzicht kunnen vervolledigen!

 

 

Organisaties verantwoordelijk voor de opvang en plaatsing van de kinderen

 

Verschillende organisaties namen de taak op zich om de kinderen in België op te vangen en toe te kennen aan pleeggezinnen, internaten of opvangtehuizen.

 

Het Ruandafonds van het CMBV (Christelijke Middenstand- en Burgervrouwen)

werkte nauw samen met pater Delooz en plaatste een hondertal kinderen in

pleeggezinnen. Na verloop van tijd richtte pater Delooz zijn eigen organisatie

op die later de opvolging van de geplaatste kinderen op informele wijze zou

voortzetten. Deze organisatie kreeg de naam de Vreugdezaaiers, ook wel

gekend als Semeurs de Joie en zal later uitgroeien tot een volwaardig adoptie-

bureau.

 

 

 

 

 

 

Een andere organisatie die veel kinderen begeleidde was de Association Pour la Protection des Mulâtres. Deze Associatie nam het op voor de rechten van metissen van alle leeftijden en afkomsten die in België woonden. De Associatie werd reeds opgericht in de jaren 1930. Ten tijde van de komst van de kinderen van Save stond ze onder leiding van Paul Coppens. Samen met zijn medewerkers overzag hij de plaatsing van kinderen in internaten, scholen en pleeggezinnen.

​

Tot slot speelde ook het Adoptiewerk van Thérèse Wante een belangrijke rol. Deze in het Antwerpse gevestigde adoptieorganisatie plaatste kinderen in pleeggezinnen over het hele land. De kinderen verbleven ter afwachting van hun plaatsing in Home Bambino.

 

Home Bambino

 

Een van de belangrijkste tehuizen was Home Bambino van het Adoptiewerk Thérèse Wante in Antwerpen. Villa Bambino werd in 1954 opgericht door Thérèse Wante. Het tehuis was ondergebracht in een gerenoveerde villa die bedoeld was om de oudere kinderen die onder de hoede van het Adoptiewerk stonden op te vangen. In een andere woning werden de zuigelingen ondergebracht. Villa Bambino was voornamelijk bedoeld als een doorstroomtehuis. Kinderen verbleven er enkele weken of maanden in afwachting van hun plaatsing bij een pleeg- of adoptiefamilie. Tijdens dit verblijf verzamelden de mensen van het Adoptiewerk alle juridische, medische en sociale inlichtingen over de kinderen die nodig waren voor een definitieve plaatsing.

 

Kasteel Bloemendaal 

 

Pater Delooz richtte in 1961 met de hulp van barones della Faille d’Huysse het kindertehuis Bloemendaal in Sint-Andries te Brugge op. Het kasteel was in het bezit van de barones en werd in bruikleen gegeven aan pater Delooz in ruil voor zijn samenwerking aan het project van de barones om kinderen uit de Parijse bidonvilles een opvang te bieden in Vlaamse pleeggezinnen. Het kasteel was gelegen in de Bloemendale straat nr. 8 en zou tot grote spijt van pater Delooz slechts enkele jaren als home voor de kinderen van Save gebruikt worden. De dagelijkse leiding van het tehuis lag in de handen van Maria Neys en Hélène Semartokan, twee oud-studentes van Save. Deze jonge vrouwen waren zelf van gemengde afkomst en hadden in Save reeds gewerkt als instructrices. Zij reisden mee met de kinderen naar België en zouden nu hun rol verder zetten. Zij werden bijgestaan door een ouder echtpaar metissen dat samen met hun kinderen naar België was gekomen voor dit doel.

 

Tehuis Hoogbos in Everbeek

 

Na de sluiting van Bloemendaal werd in Everbeek een « mulattenhuis » aangekocht dat onder de naam Hoogbos voor de opvang van enkele métissen van Save zou instaan. Maria en Hélène zouden meeverhuizen naar deze home en jarenlang instaan voor de opvang van de kinderen.

 

Afrikaanse studentinnenhome

 

Het Ruandafonds zelf had naar aanleiding van de komst van de kinderen ook een home opgericht in Brussel.  De zogenaamde ‘Afrikaanse’ of ‘studentinnenhome’ werd geopend op 25 mei 1960 in Brussel. Mevrouw Broeckaert, voorzitster van het CMBV, benadrukte tijdens de opening het ‘diep-menselijk karakter’ van het instituut. Het huis was bedoeld als een transit huis voor kinderen van gemengde afkomst en ook als een vakantiehuis voor Europese en Afrikaanse studentes die op kosten van het CMBV een opleiding kregen. Het huis werd ingezegend door Monseigneur Forni en de Vlaamse nationale omroep was aanwezig om een klein stukje te filmen voor het journaal. In dit TV-fragment werd het tehuis omschreven als een “toevluchtsoord waar ontheemden en verlofgangers in een christelijke familiale sfeer zich zullen kunnen komen afzonderen voor ernstige studie of gezonde ontspanning”. De oprichting van deze home kwam tot stand dankzij de steun van de hoge geestelijkheid van de bisdommen van de stad Brussel. Het was ook in deze Afrikaanse home in de Jozef II straat in Brussel dat de hoofdzetel van het Ruandafonds gevestigd was.

 

Een nieuwe familie

 

Het merendeel van de kinderen werd in families geplaatst.  Aangezien de moeders geen expliciete toestemming voor de adoptie hadden gegeven werden de meeste kinderen niet geadopteerd maar kwamen zij in pleeggezinnen terecht. Deze plaatsing en de supervisie ervan gebeurde door drie charitative instellingen: het Ruandafonds van de Christelijke Middenstand- en Burgervrouwen (het huidige Markant), de Association pour la Protection des Mulâtres, het Adoptiewerk van Thérèse Wante (vandaag in Wallonië gevestigd als Oeuvre d'Adoption Thérèse Wante). Occasioneel werden ook kinderen geplaatst door andere organisaties zoals, Caritas Catholica.

​

Er zijn evenveel verhalen als pleeggezinnen. Sommigen kinderen vonden een warme thuis en een liefhebbende pleegfamilie, voor anderen was de plaatsing het begin van een helse periode. De opvolging van de kinderen in de pleeggezinnen verliep vaak gebrekkig waardoor misbruiken en excessen mogelijk waren. Velen hadden moeite om Belg te worden aangezien ze slechts onvolledige of geen informatie hadden over hun eigen identiteit. Vaak werden broers en zussen van elkaar gescheiden en in gezinnen over het hele land verspreid wat zorgde voor taalbarrières wanneer ze later terug met elkaar in contact wilden komen...

 

De verschillende organisaties en individuen betrokken in de evacuatie en plaatsing van de kinderen van Save hadden deze opgave zwaar onderschat. Veel pleeggezinnen waren niet of amper voorbereid op de komst van een kind met een andere culturele, sociale en raciale achtergrond in hun midden. De plaatsing verliep dan ook vaak erg moeizaam.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Omschrijving & bron foto:

Pater Delooz en een adoptiekindje (Achterflap boek Delooz, Adoptie Kinderen van mijn hart). 

bottom of page