top of page

"Instituut voor mulatten" van Save

 

 

De missie van Save

 

In 1900 werd in op de heuvel van Save, in het zuiden van het huidige Rwanda, dicht bij de grens met Burundi, een katholieke missie opgericht door de congregatie van de Witte Paters. De missie lag slechts enkele kilometers van de stad Astrida (het huidige Butare) waar de Rwandese hofhouding was gevestigd en speelde een belangrijke rol in de latere evangelisatie van de regio.

 

In 1909 werden de paters van Save vergezeld door enkele zusters van hun zustercongregatie, de Witte Zusters. Naast de traditionele taken zoals onderwijs en evangelisatie ving de missie van de Witte Zusters van Save ook hulpbehoevende kinderen op.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tijdens de eerste jaren van haar bestaan kwamen op die manier vooral veel Afrikaanse maar  ook enkele kinderen van gemengde afkomst in de missie terecht.

 

In de loop van de jaren 1920 belaste de koloniale overheid de missie met de verantwoordelijkheid om alle verlaten kinderen van gemengde afkomst uit het hele territorium van Ruanda-Urundi en uit Zuid-Kivu op te vangen. Vanaf dit moment werd als onderdeel van de missie van Save het “instituut voor mulatten” opgericht dat zowel jongens als meisjes van gemengde afkomst herbergde.

 

 

Het ‘instituut voor mulatten” van Save

 

Het instituut voor mulatten maakte deel uit van de missie van Save maar stond onder haar eigen directie. Er werden aparte gebouwen opgericht om de kinderen van gemengde afkomst in onder te brengen zodat zij afgescheiden van de Afrikaanse kinderen  konden genieten van een geprivilegieerd onderwijs en opvoeding.

 

Het aparte onderricht voor metissen paste binnen een grootschaligere imperiale visie. Het onderricht van de kinderen van gemengde afkomst diende te worden aangepast aan hun tussenpositie in de koloniale maatschappij en schipperde daarom, net als het onderwijs voor metissen in andere kolonies, tussen een Europese opleiding en de opvoeding die aan het gros van de Afrikaanse bevolking werd gegeven:  enerzijds wilde men hen de Europese beschaving bijbrengen maar anderzijds was het belangrijk dat ze niet zodanig zouden emanciperen dat ze de Europese heerschappij in de kolonies zouden betwisten.

 

Op die manier vormde het instituut van Save een cocon binnen de Afrikaanse samenleving waar kinderen van gemengde afkomst met katholieke en Europese normen en waarden werden grootgebracht.

 

 

Aparte behandeling van de Afrikaanse mama's en Europese papa's

 

Hoewel sommige kinderen die in Save terecht kwamen weeskinderen waren, had het merendeel wel degelijk ouders. Afrikaanse mama's  van kinderen van gemengde afkomst werden echter door de koloniale autoriteiten opgedragen om hun kind onder te brengen in Save zodat het een ‘gepaste’ opvoeding kon krijgen. De kinderen bleven ook tijdens de schoolvakanties op de missie. De moeders hadden in theorie bezoekrecht maar in praktijk was er weinig ruimte voor contact met de Afrikaanse samenleving en familie.

 

Ook verschillende Europese vaders kozen ervoor hun kinderen van gemengde afkomst school te laten lopen in Save. In tegenstelling tot de Afrikaanse moeders hadden zij hierin keuzevrijheid en behielden ze het recht om hun kinderen in de schoolvakanties en weekends mee naar huis te nemen. Zij hadden bovendien onbeperkte bezoekrechten en konden hun kindern op elk moment terugtrekken uit het instituut.

 

 

Het dagelijks leven in Save

 

Het dagelijks leven in Save was volgens een strikte routine geregeld. Er waren vaste momenten voor gebed, spel en onderwijs. De meisjes en jongens aten in aparte refters en hadden ook aparte slaapzalen en speelplaatsen. Voor het naschoolse speeluur mochten de jongens ook op de speelkoer van de meisjes gaan. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tot de leeftijd van ongeveer twaalf jaar volgden de jongens en meisjes samen les. Dit was een uitzondering binnen het katholieke onderwijssysteem waar jongens en meisjes normaal opgedeeld werden in aparte klassen of scholen. Wanneer de jongens twaalf waren, werden ze doorgestuurd naar andere scholen. Aanvankelijk kwamen zij terecht in de school van Nyangezi in Kivu waar ze hun opleiding konden verderzetten met een technische scholing. In de jaren 1950 werden steeds vaker jongens naar de missie van Byimana in Rwanda gestuurd. De meisjes bleven in Save wonen maar volgden lessen in de scholengroep van Astrida (Groupe Scolaire d'Astrida) en in Bujumbura.  

 

Eens de kinderen volwassen waren stond de directie van Save voor de uitdaging om een gepaste positie te zoeken voor deze jongeren in de Afrikaanse maatschappij. Tijdens de eerste decennia van het bestaan van het instituut werden de meisjes uitgehuwelijkt en was er een actieve huwelijkspolitiek die probeerde om de metisjongens die in Nyangezi school volgden te overtuigen om in Save op zoek te komen naar een bruid. Later konden sommige meisjes als au pair beginnen bij Europeanen in de steden. Anderen keerden, net zoals vele jongens, terug naar hun dorp van herkomst. Dit was in de ogen van de religieuzen die zoveel moeite hadden gedaan om de invloed van de Afrikaanse familie terug te dringen een mislukking en was meteen een van de redenen  die later werd aangehaald om de kinderen naar België te sturen. 

 

Omschrijving & bron foto: 

ochtendgymnastiek in Save, ca. 1955-1959 (fotoalbum facebook)  

Omschrijving & bron foto:

De klas te Issave, Ruanda, ca.1920-1940 (USC, digital libraries) 

bottom of page